Oorzaken en risicofactoren zijn onder meer een trombose in een hersenslagader of een embolie vanuit het hart of een grote slagader, die een bloedvat afsluit. Risicofactoren omvatten hoge bloeddruk, diabetes, hoog cholesterol, roken, overgewicht, lichamelijke inactiviteit en familiegeschiedenis. Atriumfibrilleren vergroot bovendien het risico op een cardiale embolie.
Symptomen ontwikkelen zich meestal plotseling en kunnen bestaan uit een plotselinge eenzijdige verzwakking of gevoelloosheid van gezicht, arm of been, moeite met spreken of begrijpen van taal, plotse verwarring, moeite met zien in een of beide ogen, scheve mondhoek, evenwichts- of coördinatieproblemen of een plotseling hevige hoofdpijn (hoofdpunctie is minder vaak aanwezig dan bij een bloeding).
Diagnostiek verloopt spoedig: spoedconsult, neurologisch onderzoek en beeldvorming zoals een CT-scan om een bloeding uit te sluiten; MRI kan nauwkeuriger zijn in het achterhalen van getroffen hersengebieden. Ook bloedonderzoek, ECG en beeldvorming van het hart en de grote bloedvaten kunnen worden uitgevoerd.
Behandeling richt zich op het herstellen van de bloedtoevoer en het voorkomen van schade. Reperfusietherapie met intraveneuze trombolyse (bij voorkeur toegediend binnen ongeveer 4,5 uur na het ontstaan van klachten) kan het herstel bevorderen. Bij grote hersenvatenocclusies kan mechanische thrombectomie succesvol zijn, eventueel tot 24 uur na het begin van symptomen in geselecteerde patiënten. Daarnaast is antistolling of antiplatelettherapie afhankelijk van de oorzaak aangewezen, samen met behandeling van risicofactoren en revalidatie.
Prognose varieert, maar snelle behandeling vermindert handicap en mortaliteit. Preventie richt zich op controle van bloeddruk, diabetes en cholesterol, stoppen met roken, gezond eten en regelmatige beweging, en bij atriumfibrilleren op antistollingsbehandeling. Revalidatie speelt een belangrijke rol bij herstel van motorische en talige functies.