Home

intraveneuze

Intraveneuze toediening, vaak afgekort als IV, verwijst naar het toedienen van vloeistoffen, medicijnen of voeding rechtstreeks in een ader. Door directe opname in de bloedcirculatie werkt het snel en kan de dosering nauwkeurig worden gecontroleerd. IV-therapie is een standaardtechniek in de acute zorg, chirurgie, anesthesie en klinische zorg, vooral wanneer orale toediening niet mogelijk is of onvoldoende effect heeft.

Toegang tot de ader kan op verschillende manieren plaatsvinden. Perifere intraveneuze toegang gebruikt een naald of

Toepassingen omvatten vocht- en elektrolytenbalans, toediening van medicijnen, bloedproducten en parenterale voeding, evenals het geven van

Veiligheid en complicaties hangen af van de toegang en duur van de behandeling. Mogelijke bijwerkingen zijn

De moderne intraveneuze therapie vindt wortels in de 19e eeuw, met vroege toepassingen van natriumchloride-oplossing voor

---

korte
katheter
in
een
oppervlakkige
ader,
meestal
in
de
arm
of
hand.
Centrale
venous
access
omvat
langere
katheters
die
via
grote
venen
in
de
borstkas
of
nek
lopen
(bijvoorbeeld
subclaviaal
of
jugularis)
en
soms
een
geïmplanteerde
port
(port-a-cath).
Infu­sies
kunnen
continu
zijn
via
een
druppelset
met
pomp,
of
kortdurend
als
een
bolusinjectie.
diagnostische
contrastmiddelen
bij
beeldvorming.
Intraveneuze
toediening
biedt
snelle
werking
en
gecontroleerde
dosering,
maar
brengt
ook
risico’s
met
zich
mee.
infiltratie
of
extravasatie,
inflammatie
van
de
ader
(phlebitis),
infectie,
trombose,
luchtembolie,
vocht-
of
medicatielast,
en
allergische
reacties.
Centrale
lijnen
hebben
extra
risico’s
zoals
pneumothorax
en
cathetergerelateerde
infecties.
Monitoring
omvat
evaluatie
van
de
toegang,
pijn,
lokalisatie
van
de
catheter
en
nauwkeurige
observatie
van
vochtbalans
en
medicatiedosering.
rehydratie
en
resuscitatie,
gevolgd
door
verdere
ontwikkelingen
in
infuottechnieken.