Home

coördinatieproblemen

Coördinatieproblemen verwijzen naar moeilijkheden bij het aanleren en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden. Ze kunnen zich uiten bij jonge kinderen en volwassenen en kunnen alledaagse activiteiten zoals schrijven, aankleden, fietsen of sporten belemmeren. In de klinische context wordt vaak gesproken over een ontwikkelingscoördinatiestoornis (DCD), ook wel dyspraxie genoemd, waarbij motorische achterstand niet verklaard wordt door intellectuele beperkingen, sensorische stoornissen of andere medische aandoeningen.

Oorzaken en samenhang: DCD heeft een meervoudige etiologie—neurodevelopmentele factoren, genetische aanleg en omgevingsfactoren kunnen een rol

Symptomen: Kladige motoriek met trage bewegingen; moeite met fijnmotorische taken (schrijven, knopen, knippen) en gross motoriek

Diagnose en evaluatie: diagnose gebeurt op basis van medische geschiedenis, observatie en gestandaardiseerde motorische tests, zoals

Behandeling en ondersteuning: behandeling is multidisciplinair en gericht op functionele taken: ergotherapie en fysiotherapie, gerichte oefenprogramma's,

Prognose en impact: de ernst varieert. Met adequate ondersteuning verbetert het functioneren, maar sommige mensen houden

spelen.
De
stoornis
komt
vaak
voor
bij
kinderen
en
kan
samen
voorkomen
met
ADHD,
autismespectrumstoornis
of
leerproblemen,
wat
de
diagnostiek
ingewikkelder
maakt.
(fietsen,
rennen,
balvangen).
Problemen
met
planning
en
sequencing
van
bewegingen,
moeite
met
evenwicht
en
coördinatie,
en
verminderde
handvaardigheid.
Symptomen
ontstaan
meestal
in
de
kinderjaren
en
kunnen
leiden
tot
minder
deelname
aan
school
en
sport.
de
Movement
Assessment
Battery
for
Children
(M-ABC-2)
of
BOT-2.
Criteria
omvatten
significante
motorische
achterstand
in
vergelijking
met
leeftijds-
en
opleidingsniveau,
aanvang
in
de
ontwikkelingsperiode
en
beperkingen
in
dagelijks
functioneren.
Andere
aandoeningen
moeten
uitgesloten
worden.
schoolaanpassingen,
en
cognitieve
strategieën
zoals
planning
en
organisatie.
Ouders
en
leerkrachten
spelen
een
centrale
rol;
vroegtijdige
interventie
verbetert
de
prognose.
langdurige
begeleiding
en
aanpassingen
nodig
in
opleidingen
en
arbeidsleven.