vormen

Vormen is het meervoud van vorm in het Nederlands en heeft ook als werkwoord de betekenis van iets vormen of scheppen. De term wordt in verschillende vakgebieden gebruikt en verwijst meestal naar structuur, contour of toestand. In het algemene gebruik kan vorm zowel fysiek als abstract zijn.

In de wiskunde en geometrie verwijst vorm naar de figuur of omtrek van een object. Voorbeelden van 2D-vormen zijn cirkel, vierkant en driehoek; 3D-vormen zijn bol, kubus en cilinder. Vormen worden geclassificeerd naar eigenschappen zoals hoeken, randen en symmetrie, en kunnen worden beschreven in termen van afmetingen, oppervlakte en volume.

In kunst en ontwerp verwijst vorm naar hoe ruimtelijke elementen zijn georganiseerd. Vormgeving (of design) gaat over de combinatie van lijnen, contouren, massa en textuur om een doel of gevoel over te brengen. De vorm kan functioneel zijn en tegelijk esthetisch, en vaak is er sprake van een evenwicht tussen vorm en functie.

In taalwetenschap betreft vorm de morfologische vormen van woorden, zoals vervoegingen en verbuigingsuitgangen. Voorbeelden zijn vormen van het werkwoord lopen (loop, loopt, liepen, gelopen) of vormen van een zelfstandig naamwoord. Morphologie onderzoekt hoe vormen veranderlijk zijn en welke regels daaraan ten grondslag liggen.

Andere betekenissen omvatten het gebruik van vorm als document of formulier om informatie te verzamelen (een formulier invullen). In biologie kan vorm slaan op morfologische vorm of fenotype, en in cultuur en theorie wordt vorm vaak gebruikt als synoniem voor structuur of structuurpatroon.