Home

verbuigingsuitgangen

Verbuigingsuitgangen zijn de achtervoegsels die de grammaticale functie van een woord aangeven in het Nederlands. Ze komen voor bij verschillende woordsoorten en markeren zaken zoals meervoud, bezit, en werkwoordstijd of verbuigingen van bijvoeglijke naamwoorden. Ze vormen een belangrijk onderdeel van de morphologie van het Nederlands.

Bij zelfstandige naamwoorden markeren verbuigingsuitgangen meestal het meervoud en soms het bezit. Het meervoud is meestal

Bijvoeglijke naamwoorden krijgen vaak een -e wanneer ze samen met een bepaald lidwoord staan en het zelfstandig

Werkwoorden dragen verschillende uitgangen afhankelijk van tijd en persoon. In de tegenwoordige tijd krijgen regelmatige werkwoorden

Verbuigingsuitgangen kunnen onregelmatig zijn en variëren per woord en dialect. Een exact overzicht vereist per woord

-en
of
-s
(tafel
→
tafels,
boek
→
boeken);
sommige
woorden
krijgen
een
apostrof
bij
de
-s-vorm
(auto’s).
Het
bezit
wordt
uitgedrukt
met
een
possessieve
uitgang
-s
of
-’s
(Jan’s
auto)
of
via
de
constructie
‘van’
+
zelfstandig
naamwoord.
naamwoord
enkelvoud
is,
bijvoorbeeld:
de
grote
auto,
het
grote
huis.
In
andere
contexten
kan
het
zonder
-e
blijven,
bijvoorbeeld
bij
een
onbepaald
lidwoord:
een
grote
auto.
In
meervoudige
of
definitieve
contexten
kan
de
-e
ook
optreden
afhankelijk
van
determiners
en
getal.
voor
de
tweede
persoon
enkelvoud
en
de
derde
persoon
enkelvoud
vaak
een
-t:
jij
werkt,
hij
werkt.
De
plurale
vormen
hebben
doorgaans
geen
uitgang:
wij
werken,
zij
werken.
De
verleden
tijd
van
zwakke
werkwoorden
eindigt
meestal
op
-te
of
-de
in
enkelvoud
(ik
werkte,
jij
werkte),
en
op
-ten
of
-den
in
meervoud
(wij
werkten,
zij
werkten).
Het
voltooid
deelwoord
krijgt
meestal
ge-
en
eindigt
op
-d
of
-t:
gewerkt.
specifieke
regels
en
uitzonderingen.