symptomen

Symptomen zijn subjectieve ervaringen die aangeven dat er mogelijk iets aan de hand is in het lichaam. Ze worden gerapporteerd door de patiënt en onderscheiden zich van tekenen (signs), die door een arts of waarnemer zijn waar te nemen of te meten. Voorbeelden van symptomen zijn pijn, vermoeidheid, misselijkheid, duizeligheid en hoesten; veel symptomen zijn niet-specifiek en kunnen bij verschillende aandoeningen voorkomen.

Symptomen kunnen kortdurend of chronisch zijn, en acuut ontstaan of geleidelijk verergeren. Ze kunnen expliciet zijn, zoals een scherpe pijn op een specifieke plaats, of minder specifiek, zoals malaise of onverklaarde klachten. De aard en intensiteit van symptomen kunnen variëren tussen personen en over de tijd.

In de kliniek vormen symptomen de kern van de anamnese: artsen vragen naar het begin, de duur, de intensiteit, de aard of kwaliteiten, de locatie en de mogelijke factoren die verergeren of verlichten. Ook wordt geïnformeerd naar verwante verschijnselen en beschikbare medische geschiedenis. Symptomen helpen bij het vormen van een differentiële diagnose en bij triage.

Sommige symptomen vereisen onmiddellijke aandacht, zoals plotselinge pijn op de borst, ernstige kortademigheid of verwardheid. Symptoombeschrijvingen worden vaak vastgelegd in medische dossiers en kunnen worden ondersteund door patiënt-gerapporteerde meetinstrumenten of schaalgebruik om veranderingen in de tijd te volgen.