Oorzaken en triggers zijn onder meer aandoeningen zoals astma en chronische obstructieve longziekte (COPD) met een acute exacerbatie, allergische reacties, virale infecties, en inspanning (het zo genoemde inspanningsgestuurde bronchospasmen). Medicatie kan ook bronchospasmen uitlokken bij gevoelige personen, bijvoorbeeld via NSAIDs bij aspirin-exacerbated respiratory disease, of door niet-selectieve bèta-blokkers. Omgevings- en beroepsmatige blootstellingen zoals rook, luchtverontreiniging en irriterende stoffen spelen eveneens een rol. Naast deze oorzaken kunnen bronchospasmen optreden tijdens anafylaxie of ernstige luchtwegsinfecties.
Pathofysiologie en klinische aspecten: bronchospasmen ontstaan door hyperreactiviteit van de luchtwegen, ontsteking en zwelling van het slijmvlies, verhoogde mucusproductie en contractie van bronchiale gladde spiercellen. Dit zorgt voor vernauwing van de kleine luchtwegen en vertraagde expiratie, wat resulteert in piepen en kortademigheid.
Diagnose en begeleiding: de diagnose is doorgaans klinisch, ondersteund door spirometrie die reversibiliteit laat zien na toediening van een bronchodilatore (toename van FEV1). Bij onzekerheid kan een methacholine- of histamine-uitlokkingstest worden toegepast. Beeldvorming heeft meestal geen specifieke diagnostische waarde voor bronchospasmen; het onderzoek richt zich op de onderliggende aandoening en triggers.
Behandeling en preventie: acuut gebruik van kortwerkende bèta-agonisten (bijv. salbutamol) via inhalator biedt snelle verlichting. Bij ernstigere symptomen kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals zuurstoftoediening en systemische corticosteroïden. Langdurige behandeling richt zich op de onderliggende oorzaak (bij astma: inhaled corticosteroïden, long-acting bèta-agonisten, leukotrieënreceptorantagonisten) en maatregelen ter voorkoming van uitlokking. Voor inspanningsgebonden bronchospasmen kan pre-exercitie SABA of preventieve medicatie overwogen worden. Rehabilitatie, monitoring en advies over trapvrije signalen van verergering dragen bij aan het verminderen van de frequentie en ernst van episode. Complicaties zijn onder meer status asthmaticus en acuut respiratoir falen bij onbehandelde of inadequaat beheerde gevallen.