Home

pollineren

Pollineren is het proces waarbij stuifmeel van de meeldrij wordt overgebracht naar de stempel van een bloem, meestal van dezelfde soort, waardoor bevruchting kan plaatsvinden en zaden en fruit kunnen ontstaan. De overdracht kan plaatsvinden door biotische factoren zoals insecten (bijen, vlinders, zweefvliegen), vogels en vleermuizen, of door abiotische factoren zoals wind en soms water.

Er zijn twee hoofdtypen pollinatie: kruisbevruchting, waarbij stuifmeel van de bloem van het ene individu op

Tijdens pollinatie blijft het stuifmeel op de stempel liggen en groeit een pollenbuis door de stijl naar

Bestuivers zijn onder meer honingbijen, wilde bijen, zweefvliegen, vlinders en soms vogels of vleermuizen; wind- of

de
bloem
van
een
ander
individueel
plant
verpikt,
en
zelfbevruchting,
waarbij
het
stuifmeel
op
dezelfde
plant
terechtkomt.
Kruisbevruchting
bevordert
genetische
variatie
in
populaties,
terwijl
zelfbevruchting
vaker
voorkomt
in
plantensoorten
die
in
verspreide
of
moeilijke
omstandigheden
moeten
kunnen
voortplanten.
het
ovule,
waar
bevruchting
plaatsvindt.
Dit
leidt
tot
ontwikkeling
van
zaden
en
vaak
tot
vruchtvorming.
De
beschikbaarheid
en
activiteit
van
bestuivers
bepalen
veel
plantensoorten
en
landbouwgewassen,
aangezien
veel
fruit,
groenten
en
zaden
afhankelijk
zijn
van
effectieve
pollinatie.
waterpollinatie
komt
voor
bij
andere
planten.
Bedreigingen
voor
bestuivers,
zoals
habitatverlies,
pesticiden,
ziekten
en
klimaatverandering,
kunnen
de
pollinatie
en
daarmee
de
voortplanting
en
oogsten
ernstig
beïnvloeden.
Bescherming
van
habitats,
het
verminderen
van
bestrijdingsmiddelen
en
het
planten
van
bloemrijke
marginalen
kunnen
pollinatie
ondersteunen.