insecten

Insecten vormen de klasse Insecta, de grootste groep dieren op aarde. Er zijn wereldwijd miljoenen beschreven soorten en het totale aantal wordt door wetenschappers op vele miljoenen geschat. Ze komen voor in vrijwel alle leefomgevingen, van woestijnen en bergen tot tropische regenwouden, en ook in zoetwater en de lucht. Ze leveren cruciale ecologische diensten.

Anatomie en variatie: Insecten hebben drie lichaamsegmenten (kop, thorax, abdomen), drie paar poten aan de thorax, en meestal twee vleugelparen (veel groepen zijn vleugelloos). Ze bezitten een chitineus exoskelet, een tracheaal ademhalingssysteem en een open bloedvatenstelsel. Het hoofd draagt antennes en diverse monddelen.

Levensloop en metamorfose: Ontwikkeling verloopt via onvolledige metamorfose (paurometabolie) of volledige metamorfose (holometabolie). Bij onvolledige metamorfose groeien nimfen geleidelijk uit tot volwassenen. Bij holometabole insecten verschillen larve en volwassene sterk en doorlopen zij een rustfase (pupa) tot ze volwassen zijn.

Ecologie en interacties: Insecten pollineren gewassen, breken organisch materiaal af en vormen cruciale schakels in voedselnetten. Ze kunnen plagen zijn, maar leveren ook nuttige producten (honing, zijde) en dienen als biologische bestrijders. Sommige soorten zijn ziektevectoren, wat gezondheidszorgen met zich meebrengt.

Verspreiding en behoud: Insecten komen vrijwel overal voor, met de grootste diversiteit in tropische regio’s. Populaties zijn gevoelig voor klimaatverandering, habitatverlies en pesticiden. Conservatie en duurzaam landbeheer kunnen biodiversiteit en ecosysteemdiensten van insecten beschermen.