landbouwgewassen

Landbouwgewassen zijn gewassen die op landbouwbedrijven worden geteeld ten behoeve van menselijke consumptie, veevoeder, materialen of brandstoffen. Ze vormen de belangrijkste bron van voedsel en vele grondstoffen in de economie.

Tot landbouwgewassen behoren granen zoals tarwe, rijst en maïs; aardappelen en andere zetmeelgewassen; peulvruchten zoals bonen en linzen; oliehoudende zaden zoals koolzaad en zonnebloem; suikergewassen zoals suikerbieten; en vezelgewassen zoals katoen en vlas. Ze worden doorgaans ingedeeld naar productdoel: voedselgewassen, veevoedergewassen, industrieel gebruik en energiedoelstellingen zoals biobrandstoffen.

Teeltpraktijken variëren tussen akkerbouw en tuinbouw. Akkerbouw richt zich op grote oppervlakken, gewasrotatie, bodemverbetering en bestrijding van plagen. Tuinbouw omvat groente- en fruitteelt, vaak in kassen of op beperkte percelen en kan ook buiten plaatsvinden. Duurzaamheid en efficiëntie worden nagestreefd door gewasrotatie, precisielandbouw, waterbeheer en geïntegreerde plaagbestrijding.

Landbouwgewassen staan onder invloed van klimaatverandering, plagen, ziekten, marktprijzen en beleidskaders. Schommelingen in weersomstandigheden kunnen oogsten beïnvloeden en voedselzekerheid raken. Onderzoek en ontwikkeling richten zich op hogere opbrengsten, resistentie tegen ziekten, betere rassen en milieuvriendelijkere teeltmethoden.

Beleidsmaatregelen en consumentenvraag stimuleren duurzame productie, biodiversiteit en minder milieubelastende praktijken. Genetische verbetering en biotechnologie spelen een rol bij het aanpassen aan klimaat en het verhogen van efficiëntie, terwijl veiligheid en ethiek in beleid en regelgeving blijven.