Home

mineralenopbouw

Mineralenopbouw verwijst naar de samenstelling en verdeling van mineralen in een stof, organisme of gesteente. Het begrip is relevant in de biologie, landbouw en geologie en beschrijft welke mineralen aanwezig zijn, in welke hoeveelheden en in welke chemische vormen.

In mensen en dieren wordt de mineralenopbouw bepaald door de inname van voedsel en de stofwisseling. Mineralen

In planten wordt de mineralenopbouw bepaald door opname uit de bodem en door de beschikbaarheid van mineralen

In gesteenten en bodems bepaalt de mineralenopbouw de chemische en fysische eigenschappen, zoals hardheid, kleuring en

Veranderingen in milieu, voeding en landgebruik beïnvloeden de mineralenopbouw. Monitoring en analyse leveren inzichten voor gezondheid,

worden
onderscheiden
in
macromineralen
(zoals
calcium,
fosfor,
kalium,
natrium,
magnesium,
zwavel
en
chloor)
en
spoorelementen
(zoals
ijzer,
zink,
koper,
mangaan,
jodium,
selenium,
fluoride
en
molybdeen).
Deze
ionen
spelen
een
rol
bij
botstructuur,
vochtbalans,
zenuwfunctie
en
enzymactiviteit.
Aanbevolen
hoeveelheden
variëren
met
leeftijd,
geslacht
en
levensfase;
tekorten
of
overmaat
kunnen
gezondheidsproblemen
veroorzaken.
zoals
stikstof,
fosfor,
kalium,
calcium,
magnesium
en
zwavel,
evenals
sporenelementen
als
ijzer,
mangaan,
zink
en
koper.
De
opname
wordt
beïnvloed
door
bodem-pH,
watertoegang
en
microbiële
activiteit.
Tekorten
leiden
tot
groeiremming
en
kwaliteitsverlies;
overmaat
kan
toxisch
zijn.
reactiviteit.
Gesteenten
bestaan
uit
mineralen
zoals
veldspaat,
kwartsen
en
pyroxenen.
Analyse
van
mineralen
gebeurt
met
technieken
als
röntgendiffractie
(XRD)
en
inductief
gekoppelde
plasma-massaspectrometrie
(ICP-MS).
landbouwopbrengst
en
grondbeheer.