Home

Uitgevaardigd

Uitgevaardigd is een Nederlands werkwoordsvorm die afgeleid is van het woord “uitvaardigen”. Het betekent letterlijk “iemand of iets formeel en officieel versturen, aanstellen of uitgeven”. In de praktijk duidt het op het uitgeven van een document, een bevel, een mandaat of een emissie door een bevoegde autoriteit, of op het overbrengen van een persoon naar een andere locatie in de hoedanigheid van vertegenwoordiger of functionaris.

Het werkwoord bestaat uit de stam “vaard” (verwant aan het Latijnse “facere” – maken, doen) en het

of resultaatsaspect aangeeft. Het woord is al sinds de 17e eeuw in het Nederlands te vinden, oorspronkelijk

In modern gebruik komt de term voor in overheids- en militaire documenten, bijvoorbeeld: “De ambassadeur werd

Synoniemen zijn onder meer “afgezonden”, “benoemd”, “gereedgemaakt” en “gepubliceerd”, al dragen deze niet altijd dezelfde formele

De term blijft een belangrijk onderdeel van het formele Nederlandse vocabulaire, met name in contexten waarin

prefix
“uit‑”,
dat
een
richtings-
in
formele
en
juridische
contexten.
In
oudere
overeenkomsten
werd
“uitgevaardigd”
vaak
gebruikt
in
combinatie
met
termen
als
“koninklijk
bevel”
of
“civiele
beschikking”.
door
de
regering
uitgevaardigd”
of
“De
nieuwe
regelgeving
is
uitgevaardigd
door
het
ministerie”.
Ook
in
diplomatieke
correspondentie
wordt
gesproken
over
“uitgevaardigde
credenties”.
In
de
juridische
sfeer
duidt
“uitgevaardigd”
op
het
formele
karakter
van
een
beslissing
of
een
wet,
waarmee
de
bindende
kracht
wordt
onderstreept.
connotatie.
Het
tegenovergestelde
is
“ingehaald”
of
“teruggeroepen”,
wanneer
een
eerder
uitgevaardigd
document
wordt
ingetrokken.
officiële
autoriteit
en
legitimiteit
centraal
staan.