Home

woordvolgordes

Woordvolgordes is de term voor de manier waarop de zinsdelen in een zin worden geplaatst, zoals onderwerp, werkwoord, object en bijwoordelijke bepalingen. In het Nederlands bestaan er vooral regels voor hoofdzin (hoofdzin) en bijzinnen (bijzinnen), waarbij de positie van het werkwoord een centrale rol speelt.

In een standaard hoofdzin volgt meestal de volgorde onderwerp-werkwoord- object (SVO). Het werkwoord staat echter in

Bij bijzinnen is de situatie anders: de werkwoordconjugatie verschijnt vaak aan het eind van de bijzinnen,

In vraagzinnen wijken de regels af: ja-nee-vragen krijgen vaak het werkwoord vooraan (Leest Jan een boek?), terwijl

Woordvolgorderes kunnen verder variëren voor nadruk of stijl, bijvoorbeeld door temporele ofplaatselijke adverbials aan het begin

---

de
tweede
positie
(de
V2-regel).
Zo
is
een
eenvoudige
zin:
Jan
leest
een
boek.
Als
een
ander
element
dan
het
onderwerp
als
eerste
komt,
blijft
het
werkwoord
in
de
tweede
positie:
Vandaag
leest
Jan
een
boek.
Tegenwoordige
en
samengestelde
tijden
worden
gerealiseerd
met
hulpwerkwoorden
die
eveneens
de
tweede
positie
innemen:
Ik
heb
het
boek
gelezen;
Hij
kan
het
niet
vinden.
waardoor
de
clauses
worden
geclusterd
als
SOV
in
die
onderdelen.
Voorbeelden:
Ik
denk
dat
hij
morgen
komt.
Omdat
hij
moe
is,
gaat
hij
naar
huis.
In
deze
zinnen
eindigt
de
bijzinswerkwoordvorm
vaak
met
het
vervoegde
werkwoord.
wie-
of
wat-vragen
beginnen
met
een
vragend
woord
gevolgd
door
het
werkwoord
(Welke
taal
leer
jij?).
Ook
inversie
kan
optreden
wanneer
een
zinsdeel
voorop
staat.
te
plaatsen.
Over
het
algemeen
blijven
de
V2-regel,
bijzinnen
met
eindwerkwoord
en
inversie
in
vragen
de
belangrijkste
kenmerken
van
het
Nederlandse
woordvolgorde-systeem.