Home

zinsdeel

Zinsdeel is een term uit de Nederlandse grammatica die verwijst naar een functionele eenheid binnen een zin. Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of uit een groep woorden die samen een syntactische functie vervullen. Zinsdelen vormen de bouwstenen van een zin en geven aan wie wat doet, wanneer, waar en hoe.

De belangrijkste zinsdelen zijn onder meer het onderwerp (het zinsdeel dat de actor of het thema van

Zinsdelen bepalen de syntactische structuur van een zin en kunnen vaak verwisseld of benadrukt worden voor

Voorbeelden illustreren de concepten: "De hond slaapt op de mat." (onderwerp: De hond; bijwoordelijke bepaling van

de
zin
aanduidt),
het
gezegde
(de
werkwoordelijke
of
naamwoordelijke
uitdrukking
die
de
handeling
of
toestand
uitdrukt),
het
lijdend
voorwerp
(het
zinsdeel
dat
de
ontvanger
van
de
handeling
aangeeft)
en
het
meewerkend
voorwerp
(het
zinsdeel
dat
de
beneficiary
of
ontvanger
van
de
handeling
aanduidt).
Daarnaast
bestaan
er
voorzetselvoorwerpen
(een
voorwerp
met
een
voorzetsel),
bijwoordelijke
bepalingen
(tijd,
plaats,
manier,
oorzaak)
en
het
naamwoordelijk
gezegde
(een
koppeling
met
een
bijbehorend
naamwoordelijk
deel).
Zinsdelen
kunnen
ook
bestaan
uit
korte
woordgroepen
zoals
een
naamwoordelijke
groep
of
een
voorzetselgroep.
klemtoon
of
vraagvorming.
In
hoofdachtige
zinnen
volgt
de
orde
meestal
onderwerp
–
werkwoord
–
overige
zinsdelen,
maar
bijwoordelijke
bepalingen
en
andere
zinsdelen
kunnen
worden
verplaatst
zonder
de
grammaticale
correctheid
te
schenden.
plaats:
op
de
mat).
"Maria
gaf
haar
vriendinnen
een
boek."
(onderwerp:
Maria;
meewerkend
voorwerp:
haar
vriendinnen;
lijdend
voorwerp:
een
boek).
"Vanavond
kookt
hij
een
heerlijke
maaltijd
voor
het
gezin."
(tijdsbepaling:
Vanavond;
onderwerp:
hij;
lijdend
voorwerp:
een
heerlijke
maaltijd;
voorzetselgroep:
voor
het
gezin).