positief

Positief is een Nederlands woord met meerdere nauw verwante betekenissen. In het algemene taalgebruik betekent het ‘gunstig’, ‘optimistisch’ of ‘goed’. Iemand kan een positieve houding hebben, wat duidt op optimisme en vertrouwen in de toekomst. Ook in objectieve beschrijvingen kan iets positief worden genoemd omdat het wenselijk of voordelig is.

In de wiskunde en de natuurwetenschappen verwijst positief naar een waarde groter dan nul. Een positief getal is dus groter dan nul; nul zelf wordt doorgaans niet als positief beschouwd. In statistiek en data-analyse kan men spreken van niet-negatieve waarden wanneer het bereik nul en hoger omvat.

In de geneeskunde en biologie duidt een positieve uitslag op de aanwezigheid van een stof, marker of aandoening, bijvoorbeeld het aantonen van een ziekteverwekker of antistof. Een positieve test bevestigt doorgaans iets, terwijl een negatieve uitslag afwezigheid aangeeft. De term kan ook breder verwijzen naar succesvolle of bevestigende uitkomsten in onderzoek en diagnostiek.

Etymologisch komt positief uit het Latijnse positivus, via het Frans positif, en het woord is in het Nederlands overgenomen sinds de 17e eeuw. Het heeft een antoniem in negatief en sluit vaak aan bij sterke contrasten zoals optimistisch versus pessimistisch, gunstig versus ongunstig, en aanwezigheid versus afwezigheid.

Samengevat beschrijft positief zowel subjectieve evaluaties als objectieve maten die hoger zijn dan null, en wordt het veelvuldig gebruikt in taal, wiskunde, geneeskunde en wetenschap.