passie

Passie is een Nederlands woord dat verwijst naar een sterke emotie of motivatie. Het kan slaan op een diepe belangstelling of toewijding voor een activiteit, beroep of kunstvorm en gaat vaak gepaard met energie, vasthoudendheid en enthousiasme. Daarnaast kan het ook romantische of seksuele hevigheid aanduiden. In het dagelijks taalgebruik krijgt passie vaak een positieve lading en wordt het gekoppeld aan betrokkenheid en creativiteit.

Etymologie: het woord stamt uit het Franse "passion" via Latijns "passio" en heeft oorspronkelijk de betekenis van lijden. In de christelijke traditie verwijst "de Passie" naar het lijden en de kruisiging van Jezus, wat de term historisch een diep spiritueel en drama-achtig karakter gaf. Die religieuze betekenis heeft in moderne taal vaak een culturele connotatie behouden, maar het woord wordt ook in alledaagse contexten gebruikt los van religie.

Gebruik en context: in sport, muziek, kunst en werk wordt gesproken over een “passie voor” iets wanneer iemand daar buitengewoon veel plezier aan ontleent en bereid is tijd en energie te investeren. Synoniemen zijn onder meer hartstocht, enthousiasme of vurige toewijding; tegenovergestelde begrippen zijn apathie of voorzichtigheid. De uitdrukking kan zowel positief als neutraler bedoeld zijn, afhankelijk van toon en context.

Passievrucht: in het Nederlands verwijst passie ook naar de passievrucht, de vrucht van de Passiflora. Deze vrucht, ook wel maracuja genoemd, is bekend om zijn aromatische smaak en wordt in voeding en dranken verwerkt. De naam is gerelateerd aan de Passiebloem, de plant waarop de vrucht groeit.

Samenvatting: passie is een veelzijdig begrip dat zowel persoonlijke motivatie als emotionele intensiteit kan aanduiden, met religieuze, culturele en culinaire verwantschappen in de Nederlandse taal.