Home

habitueel

Habitueel is een voornaamwoordelijke term in het Nederlands, dat zowel als bijvoeglijk naamwoord als bijwoord kan functioneren. Het betekent “dat te maken heeft met gewoonte” of “zoals men gewoonlijk doet”; het verwijst naar gedrag, patronen of voorkeuren die regelmatig voorkomen. In gebruik kan habitueel verwijzen naar wat iemand consequent op een bepaalde manier doet of naar gebeurtenissen die steeds op dezelfde manier plaatsvinden. De connotatie kan neutraal zijn, maar soms draagt habitueel een impliciete nadruk op herhaling of afhankelijkheid van een gewoonte.

Etymologie en verwant woordgebruik

Habitueel is afgeleid van het Franse habituel, met dezelfde betekenis van gebruikelijk of gewoonlijk. Het Franse

Gebruik en nuances

Habitueel wordt vaak gebruikt om een regelmaat of voortdurende gewoonte aan te geven. Voorbeelden zijn: habitueel

Zie ook

Zie ook: gewoonlijk, gewoonte, patroon, regelmaat, frequente.

woord
gaat
terug
op
het
Latijnse
habitualis.
In
het
Nederlands
werd
habitueel
vooral
in
de
zeventiende
tot
achttiende
eeuw
ingeburgerd
en
gebruikt
voor
beschrijvende
aanduidingen
van
patroonmatig
gedrag.
roken,
habitueel
alcoholgebruik
of
habitueel
medicijngebruik.
Ook
kan
men
zeggen:
iemand
komt
habitueel
te
laat.
Het
verschil
met
gewoonlijk
ligt
in
de
nuance:
habitueel
suggereert
een
vastgesteld
patroon
of
advertent
alsof
het
een
kenmerk
is,
terwijl
gewoonlijk
algemener
en
neutraler
kan
overkomen.
In
medische
of
wetenschappelijke
teksten
komt
habitueel
vaak
voor
bij
het
beschrijven
van
patiënten
of
bevolkingsgroepen
met
aanhoudende
gedragsmatige
patronen.