fossiliseren
Fossiliseren is het proces waarbij resten, sporen of afdrukken van organismen over lange tijd bewaard blijven in gesteente. De belangrijkste manieren zijn permineralisatie, vervanging, carbonisatie, en de vorming van mal en afgietsels, pyritisatie en conservering in amber.
Permineralisatie: water dringt door in poreuze weefsels en mineralen zoals silica, calciumcarbonaat of pyriet zetten neer
Vervanging: moleculen van het organische materiaal worden geleidelijk door mineralen vervangen, waardoor een fossiel ontstaat dat
Carbonisatie: bij afbraak blijft vaak alleen een dun koolstoflaag achter, wat resulteert in een donkere afdruk
Mal en afgietsel: als het oorspronkelijke weefsel verdwijnt, kan een mal (de afdruk) achterblijven; sediment kan
Pyritisatie: in zuurstofarme omgevingen kunnen ijzer- en zwavelverbindingen het organische materiaal vervangen of conserveren.
Conservering in amber: organismen kunnen ingekapseld raken in hars, wat uitzonderlijk detail kan opleveren.
Beperkingen en omstandigheden: fossiliseren vereist doorgaans snelle begrafenis, afwezigheid van oxidatieve afbraak en aanwezigheid van mineralen;
Dateren en betekenis: paleontologen gebruiken stratigrafie en radiometrische dateringen om ouderdom te bepalen en evolutionaire relaties