Home

appelbomen

appelbomen, oftewel appelbomen, vormen een groep van bomen in het geslacht Malus, met Malus domestica als de meest geteelde soort. Deze decidueuze bomen worden voornamelijk gekweekt voor hun fruit, dat in verschillende rijpheidsfasen geschikt is voor vers consumeren, koken of verwerking tot sap en cider. In het veld staan appelbomen doorgaans 4 tot 12 meter hoog; in boomgaarden worden ze vaak op draag- of dwergwortels gezet waardoor ze kleiner blijven en beter te beheren zijn.

Omstandigheden en groei

Appelbomen geven de voorkeur aan gematigde klimaten met voldoende winterkou (koudeschilling) en goed drainerende, voedselrijke lem-

Vorm en verzorging

In de kweek worden verschillende vormen toegepast, zoals centraal leidende boom, vaasvorm, espalier en halfwoudige systemen.

Rassen en toepassingen

Er bestaan duizenden rassen met uiteenlopende smaak- en keeperkwaliteiten. Moderne rassen worden vaak gekozen voor ziekte-

Historie en gebruik

Appelbomen zijn door de eeuwen heen centraal in gematigde regio’s aangeplant en dragen bij aan voedselvoorziening,

of
kleigronden.
Een
zonnige
stand
is
essentieel
voor
een
goede
vruchtzetting
en
kleurontwikkeling.
De
bomen
worden
meestal
vermeerderd
door
enten
of
enten
op
onderstammen;
zaden
leveren
niet
altijd
dezelfde
eigenschappen
als
de
moederboom.
Snoei
gebeurt
in
de
winter
om
dode
of
zieke
takken
te
verwijderen,
de
vorm
te
behouden
en
de
luchtcirculatie
te
verbeteren.
Voor
bestuiving
is
kruisbestuiving
met
andere
appelrassen
of
reuzen-appelbomen
vaak
nodig;
bijen
spelen
hierbij
een
belangrijke
rol.
en
schadestandaard
en
winters
hardere
opslag,
naast
eet-
en
kookkwaliteiten.
Gebruikelijke
problemen
in
de
teelt
zijn
onder
meer
schurft,
appelvlekkenziekte
en
plagen
zoals
de
appelschaal
en
de
krielmot;
geïntegreerde
bestrijding
en
resistente
rassen
worden
ingezet.
wijn-,
sap-
en
ciderproductie,
en
aan
tuin-
en
landschapservaring.