Home

klimaten

Klimaten verwijzen naar de langdurige patronen van temperatuur, neerslag en andere atmosferische omstandigheden in een bepaald gebied. Deze patronen ontstaan door een combinatie van factoren zoals breedtegraad (zoninstraling), hoogte ten opzichte van zeeniveau, afstand tot zee, oceaanstromingen en reliëf. Klimaatwisselingen beïnvloeden ecosystemen, landbouw, waterbeschikbaarheid en menselijke activiteiten.

Een veelgebruikt systeem om klimaten te classificeren is de Köppen-Geiger-indeling. Deze indeling verdeelt klimaten in hoofdtypen

Voorbeelden van klimatologische omstandigheden zijn het gematigde zeeklimaat van West-Europa, gekenmerkt door milde winters en koele,

Klimaat verandert voortdurend en ondergaat vandaag door menselijk handelen versterkte verschuivingen. Veranderingen in temperatuur, neerslagpatronen en

zoals
tropisch
(A),
droog
(B),
gematigd
(C),
koud
(D)
en
polair
(E),
die
vervolgens
verder
kunnen
worden
onderverdeeld
op
basis
van
temperatuur-
en
neerslagpatronen.
Regionale
factoren
zoals
windcirculatie
en
oceaanstromingen
geven
aan
hoe
deze
hoofdtypen
zich
lokaal
uiten.
Naast
Köppen
worden
soms
andere
classificaties
en
regionale
klimaataanduidingen
gebruikt,
afhankelijk
van
de
onderzoeksdoelen.
natte
zomers,
en
weinig
temperatuurvariatie
tussen
seizoenen.
Woestijn-
of
semi-aride
klimaten
kennen
lange,
hete
dagen
en
lage
neerslag.
Hooggebergteklimaten
vertonen
sterke
temperatuurdalingen
met
hoogte,
terwijl
toendra-
en
poolklimaten
extreem
koude
winters
en
korte,
koelere
zomers
kennen.
Lokale
variatie
komt
voort
uit
topografie,
nabijheid
van
water
en
menselijke
invloeden.
zeespiegelverwachtingen
beïnvloeden
ecosystems,
watervoorziening
en
landbouw
wereldwijd.
Klimaatgegevens
worden
bestudeerd
aan
de
hand
van
lange
termijn
gemiddelden,
normen
(ongeveer
30-jarige
periodes)
en
lange
reeksen
meteorologische
metingen.