Verkeerslichten

Verkeerslichten zijn verlichte signalen die het verkeer regelen op kruispunten, oversteekplaatsen en andere knelpunten in het wegenstelsel. Ze helpen de doorstroming te verbeteren en het risico op ongevallen te verminderen door tijdige stop- en go-beslissingen.

De basiswerking is eenvoudig: de drie standaard kleuren rood, geel (oranje) en groen geven respectievelijk stoppen, voorbereiden op stoppen en doorlopen aan. Soms worden aparte pijlen gebruikt voor afslaand verkeer of voor verschillende rijstroken. In veel systemen zijn voetgangers- of fietslichten geïntegreerd die aangeven wanneer het veilig is over te steken.

Verkeerslichten kunnen volgens een vast tijdschema werken of reageren op verkeersdrukte en aanwezigheid van voertuigen en voetgangers. Besturingskasten voeren de fasen uit en kunnen schakelen op basis van lussen onder de weg, camera’s of andere sensoren. Veel kruispunten hebben gesynchroniseerde lichten om de doorstroming tussen aangrenzende kruispunten te verbeteren, soms met adaptieve of slimme systemen die fasen aanpassen aan de actuele situatie.

Componenten van een verkeerslicht omvatten de lampen of leds, lenzen en behuizing, een controller, en detectie- of inputapparatuur zoals inductielussen, camera’s of drukknoppen. Moderne systemen kunnen communiceren met centrale verkeersleidingsnetwerken en weers- of tijdgebonden veranderingen toepassen.

Voetgangers en toegankelijkheid worden vaak ondersteund met duidelijke pictogrammen, audible signalen en optionele countdown-timers. Verkeerslichten vallen onder nationale en internationale normen en vereisten voor werking, onderhoud en zichtbaarheid.

Historisch gezien ontstonden elektrische verkeerslichten in het begin van de 20e eeuw; door de jaren heen zijn ze geëvolueerd naar meer geavanceerde, efficiënte en veilige systemen die inmiddels wereldwijd in gebruik zijn.