Home

schakelen

Schakelen is een Nederlands werkwoord met de basisbetekenis om van toestand of stand te veranderen, vaak via een bedieningsmiddel zoals een schakelaar, een relais, of een automatische schakeling. Het kan letterlijk verwijzen naar het in- of uitschakelen van een elektrisch circuit, maar ook figuurlijk naar het veranderen van taken, modi of kanalen.

In de techniek en het dagelijks gebruik verwijst schakelen veelal naar het regelen van systemen. Elektrisch:

In het wegverkeer en de mobiliteit betekent schakelen vaak het naar een andere versnelling gaan in een

In taal en informatica wordt schakelen gebruikt om tussen toestanden of contexten te wisselen. Zo kan men

Grammaticaal gezien is schakelen een regelmatig zwak werkwoord. Tegenwoordige tijd: ik schakel, jij schakelt, hij schakelt,

---

een
schakelaar
schakelt
de
stroom
in
of
uit;
een
relais
schakeleert
een
circuit
op
afstand
of
automatisch.
In
de
techniek
spreekt
men
ook
wel
van
schakelingen
en
schakelaars,
zoals
in
schakelborden
en
elektronische
schakelingen.
Toepassingen
variëren
van
verlichting
tot
industriële
besturing.
voertuig.
Zo
schakelt
een
autobestuurder
bij
het
accelereren
of
afremmen
tussen
verschillende
versnellingen.
In
fietsen
en
andere
transportmiddelen
kan
schakelen
ook
betrekking
hebben
op
het
kiezen
van
een
andere
trapoverbrenging
of
stand.
schakelen
tussen
talen,
entrees,
of
beveiligingsprofielen.
In
informatieterminologie
spreekt
men
soms
van
schakelen
tussen
toestanden
in
een
toestandmachine
of
het
wisselen
van
modus
in
software.
wij
schakelen,
jullie
schakelen,
zij
schakelen.
Verleden
tijd:
ik
schakelde,
jij
schakelde,
hij
schakelde,
wij
schakelden,
jullie
schakelden,
zij
schakelden.
Voltooide
tijd:
ik
heb
geschakeld.
Het
verwante
separabele
werkwoord
omschakelen
betekent
overdracht
of
omvorming,
bijvoorbeeld
omgeschakeld
of
schakelen
om
naar
een
andere
stand
of
mode.