Home

aanpassen

Aanpassen is een Nederlands werkwoord met de kernbetekenis ‘wijzigen zodat iets beter aansluit bij wensen, omstandigheden of vereisten’. Het kan slaan op het veranderen van een object, het afstemmen van systemen of regels, of het aanpassen van eigen gedrag aan een nieuwe situatie. Het woord wordt in veel contexten gebruikt, van kleding tot technologie en beleid.

Etymologie en vorming: aan- is een voorvoegsel dat richting of toewijzing aanduidt, en passen betekent ‘geschikt

Gebruik en contexten: kleding kan worden aangepast (de jurk laten innemen, de broek korter maken). Software,

Grammaticale noten: wanneer aanpassen als separabel werkwoord wordt gebruikt, staat het deelwoord achter het object (passen

Zie ook: aanpassing, aanpassen als synoniem van wijzingen en afstemmen. Verwante begrippen zijn wijzigen, bijstellen en

maken’
of
‘passend
maken’.
Samen
vormt
dit
werkwoord
de
betekenis
van
‘hierop
afstemmen’.
Het
voltooid
deelwoord
is
aangepast.
In
zinnen
met
een
rechtstreeks
object
is
het
separabel:
ik
pas
de
klok
aan.
In
de
voltooide
tijd:
ik
heb
de
klok
aangepast.
De
reflexieve
vorm
zich
aanpassen
verwijst
naar
het
aanpassen
van
jezelf
aan
omstandigheden:
we
moeten
ons
aanpassen
aan
de
nieuwe
regels.
systemen
en
processen
worden
aangepast
aan
wensen
of
specificaties.
Ook
beleid,
regels
en
plannen
worden
aangepast
naar
veranderende
omstandigheden.
Veel
voorkomende
zinnen
zijn
bijvoorbeeld:
De
handleiding
is
aangepast;
We
passen
het
beleid
aan;
We
moeten
ons
aanpassen
aan
de
situatie.
…
aan).
De
infinitief
is
aanpassen;
de
gerundiumvormen
volgen
de
reguliere
vervoeging
van
passen.
Als
zelfstandig
naamwoord
is
er
de
aanpassing
(de
aanpassingen)
of
de
term
aanpassing
aan
de
situatie.
afstemmen.