Home

Hypothesetoetsen

Hypothesetoetsen zijn een statistische methode om te beoordelen of gegevens uit een steekproef overtuigend bewijs leveren tegen een bewering over een populatieparameter. Bij hypothese toetsen worden twee tegenstrijdige stellingen geformuleerd: de nulhypothese H0 en de alternatiefhypothese Ha. H0 bevat meestal een bewering van geen effect of geen verschil, terwijl Ha een verschil of effect veronderstelt. Tests kunnen eenzijdig of tweezijdig zijn.

De procedure bestaat uit: formuleren van H0 en Ha, kiezen van een geschikt toetstype en een significantieniveau

Veelgebruikte toetsen zijn: de z-toets of t-toets voor gemiddelden (afhankelijk van bekendheid van de populatiestandaarddeviatie en

Belangrijke concepten zijn p-waarde, significantieniveau alpha, Type I-fout (ten onrechte H0 verwerpen) en Type II-fout (ten

Assumpties zoals random steekproeftrekking, onafhankelijkheid en in sommige gevallen normaalverdeelde populaties spelen een rol; bij schending

alpha
(bijv.
0,05),
berekenen
van
een
toetsstatistiek
uit
de
steekproef,
bepalen
van
de
p-waarde
of
van
de
kritieke
waarde,
en
besluiten
om
H0
al
dan
niet
te
verwerpen.
Een
verwerping
duidt
op
significante
bevindingen,
maar
biedt
geen
absoluut
bewijs
voor
Ha;
het
is
een
probabilistisch
oordeel
op
basis
van
de
gegevens.
de
steekproefgrootte);
de
chi-kwadraattoets
voor
categorische
data;
ANOVA
voor
vergelijking
van
meerdere
gemiddelden;
niet-parametrische
alternatieven
zoals
Mann-Whitney,
Wilcoxon
en
Kruskal-Wallis
wanneer
de
aannames
van
parametrische
toetsen
niet
gelden.
onrechte
H0
niet
verwerpen).
De
power
van
een
test
geeft
de
kans
op
het
correct
ontdekken
van
een
daadwerkelijk
effect.
Effectgrootte
en
steekproefgrootte
beïnvloeden
de
kracht
van
een
toets.
van
aannames
kunnen
alternatieve
testen
of
transformaties
nodig
zijn.
Bij
meerdere
vergelijkening
kan
correctie
nodig
zijn
om
het
risico
op
fout-positieven
te
beheersen.