Home

geeft

Geef is het infinitief van de Nederlandse werkwoord geven, en geeft is de derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd. Het werkwoord betekent doorgaans 'toen iemand iets aan iemand anders schenkt, geeft of overhandigt'. Geven kan ook betekenen dat iets een gevolg of resultaat oplevert, zoals in uitdrukkingen over wat iets oplevert of veroorzaakt.

In de tegenwoordige tijd heeft geven de volgende vervoeging: ik geef, jij geeft, hij/zij/het geeft, wij geven,

Geven gaat meestal met een indirect object en een direct object: hij geeft mij een boek, zij

Etymologisch gezien is geven een oud-Germaans werkwoord, verwant aan het Duitse geben en het Engelse give. In

jullie
geven,
zij
geven.
In
de
verleden
tijd
is
de
vorm
voor
enkelvoud
hij
gaf
en
voor
meervoud
zij
gaven.
Het
voltooide
deelwoord
is
gegeven,
gebruikt
met
hebben
in
bijvoorbeeld:
Hij
heeft
het
gegeven.
Voor
de
voltooide
tijd
kan
men:
hij
heeft
gegeven,
ze
hebben
gegeven,
etc.
geeft
haar
vriend
een
cadeau.
Het
werkwoord
staat
vaak
met
het
voorzetsel
aan:
iemand
iets
geven
aan
iemand.
In
veel
situaties
kan
de
volgorde
van
indirect
en
direct
object
variëren
afhankelijk
van
nadruk
en
stijl.
Een
veelgebruikte
uitdrukking
is
dat
het
geen
verschil
maakt:
Dat
geeft
niets
/
Dat
geeft
niet.
het
Nederlands
verschijnt
het
in
klassieke
vormen
en
blijft
het
een
onregelmatig
werkwoord
qua
stamverandering
in
verleden
en
participium.
Het
woord
heeft
een
centrale
rol
in
tal
van
alledaagse
zinnen
en
uitdrukkingen
over
geven,
schenken
en
leveren.