zuinig

Zuinig is een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands dat afhankelijk van de context verschillende, verwante betekenissen heeft. In gewone taal verwijst het meestal naar economisch gedrag: iemand die zuinig is, gaat zorgvuldig met geld, tijd of goederen om en probeert onnodige uitgaven te vermijden. Het kan ook betrekking hebben op het verbruik van natuurlijke hulpbronnen, waarbij iets als zuinig wordt beschouwd wanneer het weinig energie, water of materiaal verbruikt. In sommige informele situaties kan zuinigheid echter de indruk geven van gierigheid, afhankelijk van toon en omstandigheden.

Het werkwoord waarmee het afgeleid is, zuinigen, betekent sparen of besparen. In moderne toepassing wordt zuinig vaak gekoppeld aan technologie en ontwerp: energiezinige apparaten, zuinige verwarming of waterbesparing. De combinatie met andere woorden vormt veelgebruikte termen zoals energiezuinig, waterzuinig en zuinige bedrijfsvoering. Hiermee wordt aangegeven dat een product, dienst of proces weinig verbruik of verspilling oplevert zonder afbreuk te doen aan functionaliteit of comfort.

Connotatie en gebruikscontexten variëren: in consumentenreclame duidt zuinig op kostenbesparing en milieuvriendelijkheid, terwijl in formele beleids- of economische discussies zuinig zijn vaak gekoppeld aan energiebesparing, duurzaamheid en lange termijn kostenreductie. Synoniemen zijn spaarzaam, zuinig met lessen en, in technischer zin, energie-efficiënt. Het woord weerspiegelt een traditionele nadruk op zorgvuldig omgaan met middelen.