Home

trombosevorming

Trombosevorming verwijst naar het ontstaan van een bloedstolsel, een trombus, binnen een bloedvat waardoor de bloedstroom kan worden belemmerd. Een trombus kan zich vormen in venen (diepe veneuze trombose, DVT) of in slagaders (arteriële trombose). Een DVT kan leiden tot een longembolie als een deel van de trombus losraakt en in de longen terechtkomt.

Pathofysiologie is gebaseerd op de stollingscascade, plaatjesactivatie en endotheelgezondheid. Virchow’s triade beschrijft de belangrijkste factoren: endotheelbeschadiging,

Risicofactoren zijn onder meer leeftijd, immobilisatie, chirurgie, trauma, kanker, hormonale factoren (bijvoorbeeld oestrogeen verbazing), zwangerschap en

Diagnostiek combineert klinische beoordeling met beeldvorming en bloedonderzoek. D-dime-eiwit kan verhoogd zijn maar is weinig specifiek.

Behandeling richt zich op antistolling met anticoagulantia (bijvoorbeeld DOAC’s of heparine-varianten) en afhankelijk van de situatie

bloedstase
en
hypercoagulabiliteit.
Venieuze
trombi
bestaan
doorgaans
uit
fibrine
en
erytrocyten
en
ontstaan
vaker
door
stase,
terwijl
arteriële
trombi
vaak
plaatjesrijk
zijn
door
turbulente
bloedstroom
en
endotheelbeschadiging.
Een
embolie
kan
de
bloedtoevoer
naar
organen
verstoren,
waaronder
de
longen
(longembolie).
postpartumperiode,
obesitas,
roken
en
genetische
trombofilieën
zoals
factor
V
Leiden
en
de
prothrombin
G20210A-mutatie.
Een
combinatie
van
factoren
verhoogt
het
risico
op
trombusvorming
aanzienlijk.
Voor
DVT
wordt
duplex-ultrageluid
gebruikt;
voor
arteriële
occlusie
en
longembolie
zijn
CT-angiografie
of
MRI
en
aanvullende
onderzoeken
informatief.
kunnen
trombolyse
of
mechanische
trombectomie
worden
overwogen.
Preventie
omvat
vroege
mobilisatie,
mechanische
profylaxe
en
farmacologische
profylaxe
bij
hoogrisico
patiënten.
Complicaties
zijn
onder
meer
posttrombotisch
syndroom,
chronische
veneuze
insufficiëntie
en
herhaalde
trombose
of
longembolie.