Home

trombofilieën

Trombofilieën zijn aandoeningen waarbij iemand een verhoogd risico heeft op trombose door afwijkingen van het stollingssysteem. Ze kunnen erfelijk van aard zijn of verworven ontstaan. De klinische verschijnselen variëren, maar diepe veneuze trombose en longembolie komen het meest voor.

Erfelijke trombofilieën komen door mutaties of tekorten in de natuurlijke stollingsremmers. Voorbeelden zijn antitrombine-deficiëntie (AT), proteïne

Verworven trombofilieën ontstaan onder andere bij antiphospholipidensyndroom (APS), bij actieve kanker, tijdens zwangerschap of bij gebruik

Diagnostiek en screening verlopen afhangend van de situatie. Bij een thrombotische gebeurtenis worden testen voor erfelijke

Behandeling richt zich op trombosepreventie en -behandeling met anticoagulantia. Langdurige of herhaalde VTE’s kunnen aanleiding geven

C-deficiëntie,
proteïne
S-deficiëntie,
en
de
meest
voorkomende
mutaties
van
Factor
V
Leiden
en
het
prothrombin
G20210A-gen.
Deze
aandoeningen
volgen
doorgaans
een
autosomaal
dominante
overerving,
maar
de
klinische
uiting
kan
variëren.
van
oestrogenen,
hevige
obesitas,
en
bij
langdurige
immobilisatie.
APS
gaat
vaak
gepaard
met
antistoffen
tegen
fosfolipiden
en
kan
leiden
tot
zowel
veneuze
als
arteriële
trombose.
trombofilieën
meestal
uitgesteld
tot
na
de
acute
fase
en
na
het
stoppen
met
anticoagulantia,
omdat
sommige
testen
hierdoor
beïnvloed
kunnen
raken.
Niet
alle
patiënten
met
VTE
hebben
een
erfelijke
trombofilie;
routine
screening
bij
alle
VTE-patiënten
wordt
door
richtlijnen
niet
altijd
aanbevolen.
Familiaal
belaste
figuren
kunnen
wel
besproken
worden.
tot
langere
of
leven-langere
therapie.
Bij
APS
staan
vaak
langdurige
antistolling
met
bloedverdunners
te
midden
van
zwangerschapszorg
en
soms
combinatie
met
aspirine.
Levensstijlfactoren
zoals
roken,
obesitas
en
het
vermijden
van
estrogenen
spelen
eveneens
een
rol.