- Sinustachycardie: een snelle maar regelmatige hartslag met een normale sinusritme. Vaak het gevolg van lichamelijke inspanning, koorts, pijn, bloedverlies, uitdroging, stimulanten of stress.
- Tachyarrhythmieën: snelle hartslagen door abnormale geleiding ofritmische activiteit. Veelvoorkomende vormen zijn supraventriculaire tachycardieën (bijv. AV-nodale re-entry tachycardie, atriale flutter of fibrillatie) en ventriculaire tachycardie.
- Andere oorzaken kunnen onderliggende hartziekten zijn (ischemie, hartfalen), elektrolytstoornissen, medicijn- of stofgebruik, of hormonale invloeden.
Symptomen variëren van geen tot waarvoor medische aandacht nodig is: palpitaties, duizeligheid, kortademigheid, pijn op de borst of syncope. Bij sommige tachycardieën kan de hartpomp verzwakt raken of kan er risico bestaan op hartfalen of een beroerte (vooral bij atriale fibrillatie met risico op stolselvorming).
Startpunt is een elektrocardiogram (ECG). Verdere evaluatie kan bestaan uit langdurige hartritmebewaking (Holter- of eventmonitor), bloedonderzoek, en echocardiografie om de structuur en werking van het hart te beoordelen. Soms zijn stress-ECG of aanvullende beeldvorming nodig.
Behandeling is afhankelijk van het type tachycardie, de symptomen en de onderliggende oorzaak. Mogelijke strategieën zijn: behandeling van de onderliggende oorzaak, medicatie om de hartslag te verlagen (bijv. bètablokkers of calciumantagonisten), antiarhythmische medicatie, vagale maneuvers voor bepaalde supraventriculaire tachycardieën, en elektrocardoversie of cathetersablatie bij recidiverende aandoeningen. Voor atriale fibrillatie/flutter geldt vaak antistolling om beroertes te voorkomen, naast ritme- of snelheidscontrole. Bij ventriculaire tachycardie is acuut herstel bij instabiliteit vereist (defibrillatie) en langdurig beheer met medicatie, ICD of ablatie kan nodig zijn.