Home

spijsverteringsmodellen

Spijsverteringsmodellen vormen representaties van het menselijke spijsverteringssysteem die worden gebruikt om de processen van kauwen, slikken, maagdarmvertering, enzymatische afbraak, opname van nutriënten en transport door de darm te beschrijven of te simuleren. Ze kunnen conceptueel of wiskundig zijn, in vitro of in silico (computational), en variëren van eenvoudige lineaire relaties tot complexe dynamische systemen. Doel is inzicht te krijgen in de werking van de spijsvertering en om voorspellingen te doen over voedsel- en medicijnabsorptie.

Indeling en typen modellen komen uiteenlopend voor. Anatomisch-physiologische modellen geven een schematische weergave van mond, maag,

Toepassingen en doelgroepen omvatten onderwijs, voedselonderzoek, farmacologie en medicijnontwikkeling, klinische voeding en voedingsmiddelenselectie. Ze helpen bij

Beperkingen en toekomst: modellen vereenvoudigen de werkelijkheid en er bestaan grote individuele verschillen in spijsvertering. Het

dunne
en
dikke
darm
met
parameters
zoals
pH,
secretie
en
peristaltiek.
In
vitro
dynamische
modellen,
zoals
TIM-1
en
vergelijkbare
systemen,
simuleren
maagdarmvertering
in
laboratoriumomgevingen
met
gecontroleerde
toevoer
van
voedsel,
enzymen
en
slijmstoffen.
Dynamische
maagdarmmodellen
richten
zich
op
de
mechanische
werking
van
de
maag
en
de
transit
door
het
maag-darmkanaal.
In
vivo
modellen
omvatten
menselijke
of
dierlijke
studies
en
worden
gebruikt
voor
calibratie
en
validatie.
In
silico
modellen,
waaronder
PBPK
(physiologically
based
pharmacokinetic)
en
andere
transit-
en
absorptie-modellen,
gebruiken
computationele
simulaties
met
data
uit
literatuur
of
experimenten.
het
beoordelen
van
afgifte
en
oplosbaarheid
van
voedingsstoffen
en
geneesmiddelen,
de
invloed
van
voedselmatrix
en
tijdsafhankelijke
absorptie,
en
ondersteunen
het
ontwerp
van
doseringsvormen
en
dieetinterventies.
vertalen
van
modeluitkomsten
naar
lichaamseigen
resultaten
vereist
validatie
bij
mensen;
kennislacunes
over
motiliteit,
enzymactiviteit
en
microbiota
beperken
de
nauwkeurigheid.
Toekomstige
ontwikkelingen
richten
zich
op
personalisatie,
integratie
van
omics-gegevens,
multi-scale
benaderingen
en
betere
koppelingen
tussen
in
vitro,
in
vivo
en
in
silico
modellen.