Home

referentieinterval

Een referentieinterval, in de klinische chemie en de laboratoriumdiagnostiek, is het bereik van waarden dat als normaal wordt beschouwd voor een gedefinieerde gezonde populatie. Het wordt gebruikt om een labresultaat te interpreteren en vast te stellen of het buiten het normale bereik ligt.

Een referentieinterval wordt meestal bepaald door metingen bij een representatieve groep gezonde personen en weergegeven als

Belangrijke factoren die het interval beïnvloeden zijn pre-analytische factoren (inname van medicatie, vasten, tijdstip van de

Een referentieinterval dient ter ondersteuning van interpretatie; een waarde buiten het interval betekent niet automatisch ziekte.

de
2,5e
en
97,5e
percentiel,
oftewel
het
centrale
95%
interval.
Soms
wordt
een
parametrische
benadering
gebruikt
wanneer
de
data
normaal
verdeeld
zijn;
bij
kleinere
steekproeven
is
een
non-parametrische
methode
gebruikelijk.
Het
interval
kan
gespecificeerd
zijn
voor
subgroepen
zoals
geslacht,
leeftijd
of
andere
factoren
(bijv.
zwangerschap,
etniciteit)
en
kan
ook
variëren
per
analytemethode
of
laboratorium.
dag),
analytische
factoren
(methode,
kalibratie)
en
biologische
variatie
van
de
persoon.
Daarom
kiezen
laboratoria
ervoor
om
hun
eigen
referentieintervallen
op
te
zetten
of
over
te
nemen
uit
betrouwbare
publicaties,
met
verificatie
in
hun
eigen
populatie.
Richtlijnen
zoals
CLSI
EP28-A3c
beschrijven
procedures
voor
het
bepalen,
verifiëren
en
onderhouden
van
referentieintervallen.
Het
oordeel
blijft
afhankelijk
van
klinische
context,
herhaling
van
de
test
en
de
algehele
toestand
van
de
patiënt.
Het
verschilt
van
klinische
beslissingsdrempels
of
cut-offs
die
bepalen
of
behandeling
of
aanvullende
diagnostiek
nodig
is.