Home

lipofiliciteit

Lipofiliciteit is de mate waarin een stof oplosbaar is in lipide-achtige media en organische oplosmiddelen ten opzichte van water. In de farmacologie en chemie beschrijft lipofiliciteit hoe een molecuul zich verdeelt tussen hydrofiele (waterige) en lipofiele (vetachtige) omgevingen. Een hogere lipofiliciteit betekent doorgaans een grotere affiniteit voor vetachtige membranen en weinig oplosbaarheid in water, terwijl een lage lipofiliciteit samenhangt met betere wateroplosbaarheid maar mogelijk slechtere membraanpassage.

Om lipofiliciteit te kwantificeren worden verschillende metrieken gebruikt. De meest gangbare is logP, de octanol-water partitionscoëfficiënt

Factoren die lipofiliciteit beïnvloeden omvatten de aard en hoeveelheid polaire groepen, grootte en structuur van het

Het begrip is cruciaal voor geneesmiddelontwerp en toxicologie. Lipofiliciteit beïnvloedt onder meer absorptie door membranen, distributie

voor
de
onveresterde
vorm
van
een
stof.
Een
variant
is
logD,
die
rekening
houdt
met
ionisatie
bij
een
specifieke
pH
en
daarmee
de
werkelijke
verdeling
in
biologische
omstandigheden
beschrijft.
Praktische
bepaling
gebeurt
vaak
met
de
shake-flask
methode
of
via
chromatografische
benaderingen;
in
silico
voorspellingen
zijn
eveneens
gangbaar
in
vroege
fasen
van
ontwerp.
molecuul,
aanwezigheid
van
aromatische
ringen,
en
de
mate
van
ionisatie
bij
een
gegeven
pH.
Ioniserende
stoffen
vertonen
vaak
lagere
effectieve
lipofiliciteit
bij
hogere
pH-waarden,
waardoor
logD-waarden
sterk
kunnen
variëren
met
pH.
naar
weefsels,
de
mogelijkheid
de
bloed-hassoefening-barrière
te
passeren,
oplosbaarheid
in
lichaamsvrachten,
en
clearance.
Een
evenwichtige
lipofiliciteit
is
doorgaans
gewenst:
te
hoog
leidt
tot
slechte
oplosbaarheid
en
mogelijk
toxiciteit,
te
laag
tot
onvoldoende
membraanpenetratie.
In-vitro-
en
in-silico-methoden
worden
gebruikt
om
lipofiliciteit
te
voorspellen
en
te
optimaliseren
tijdens
ontwikkeling.