Home

kleigebieden

Kleigebieden zijn geografische zones waarin klei de overheersende bodemsoort vormt. Klei is een fijnkorrelige bodem (korrels kleiner dan circa 0,002 millimeter) met een hoge waterretentie en een sterke plastische eigenschap als de bodem nat is. De aanwezigheid van verschillende kleimineralen, zoals illiet, smectiet en kaolien, bepaalt de structuur en het gedrag van de bodem, waaronder het shrink-swell-effect bij wisselende vochtigheid. Door deze eigenschappen hebben kleigebieden vaak een lage doorlatendheid en een variërend draagvermogen, wat van invloed is op landbouw, bouwen en infrastructuur.

Ontstaan en voorkomen: kleigebieden ontstaan door sedimentatie in watermassa’s zoals rivieren, moerassen en delta’s, maar komen

Gebruik en beheer: kleigebieden zijn vaak vruchtbaar in termen van vruchtbaarheid door hun meetbare voedingsstoffenretentie, maar

Milieu en uitdagingen: de hoge vochtretentie kan leiden tot verzeping van landbouwgewassen bij verkeerde drainage; erosie

ook
voor
onder
lithologische
kleilagen
in
oudere
aardlagen.
Ze
worden
vaak
aangetroffen
in
laaggelegen
delen
van
het
land,
op
delta-
en
kustvlaktes
en
in
valleigronden
waar
afzetting
langdurig
heeft
plaatsgevonden.
Klimaat
en
drainage
bepalen
in
belangrijke
mate
hoe
klei
reageert
op
vocht
en
temperatuur.
vereisen
drainage
en
bodembeheer
om
natte
perioden
te
voorkomen.
Ze
leveren
grondstoffen
op
voor
keramiek,
baksteen
en
andere
kleietoepassingen,
en
worden
ook
geacht
een
rol
te
spelen
in
traditionele
ambachten.
In
ruimtelijke
planning
worden
kleigebieden
vaak
gehandhaafd
of
aangepast
door
drainage-,
bodembrengings-
en
stabilisatie
maatregelen.
en
verdichting
kunnen
optreden
bij
intensieve
bewoning
en
verkeer.
Het
beheer
van
kleigebieden
vraagt
om
passende
drainage,
pH-beheer
en
structurele
onderhoudsmaatregelen
om
nut
en
stabiliteit
te
waarborgen.