hulppwoorden
Hulppwoorden, in correcte Nederlands meestal hulpwerkwoorden genoemd, zijn functionele woorden die samen met de hoofdwerkwoorden voorkomen. Ze dragen grammaticale informatie zoals tijd, aspect, modus en stem en dienen vaak om werkwoordelijke constructies mogelijk te maken. Ze hebben meestal niet zelfstandig een duidelijke betekenis buiten hun relatie tot het hoofdwerkwoord.
De belangrijkste typen zijn: a) hulpwerkwoorden die het voltooid deelwoord begeleiden om samengestelde tijden te vormen,
Voorbeelden: Ik heb de brief gelezen. Zij is vertrokken. Hij kan zwemmen. We moeten naar huis. Het
Opvallend is dat in het Nederlands hulppwoorden grofweg in twee groepen vallen: voltooide tijd en modaliteit.