Home

horizonvorming

Horizonvorming, in het vakgebied van de bodemkunde ook wel pedogenese genoemd, is het proces waardoor in een bodem verschillende horizonten ontstaan. Deze horizonten vormen een herinnering aan de geschiedenis van weersinvloeden, biologische activiteit en het transport en de accumulatie van materialen door de tijd heen. De volgorde van horizonten wordt vaak weergegeven als O-, A-, E-, B-, C- en R-horizonten, elk met eigen kenmerken in samenstelling, kleur en structuur.

De belangrijkste processen die horizonvorming sturen zijn translocatie, transformatie en toevoeging. Translocatie omvat eluviatie en illuviatie:

O-horizonten bestaan uit organisch materiaal; A-horizonten zijn de bovenste minerale lagen gemengd met organisch materiaal; een

het
uitscheiden
of
juist
doorgeven
van
materiaal
van
hogere
naar
lagere
lagen.
Transformatie
verwijst
naar
chemische
en
biologische
veranderingen
van
mineralen
en
organisch
materiaal,
zoals
humusvorming
en
kleivorming.
Toevoeging
omvat
de
aanvoer
van
organisch
materiaal
uit
litter
en
minerale
toevoegingen
vanuit
de
moederbodem.
Verliezen,
zoals
uitspoeling
van
vrij
oplosbare
stoffen
en
reductie
van
ijzer,
kunnen
de
ontwikkeling
van
horizonten
eveneens
beïnvloeden.
Klimaat,
organismen,
relief
en
tijd
zijn
de
belangrijkste
factoren
die
bepalen
hoe
horizonvorming
verloopt.
Een
warm
en
vochtig
klimaat
bevordert
doorgaans
sterkere
translocatie
en
duidelijke
horizonwerking,
terwijl
koudere,
drogere
klimaten
langzamere
ontwikkeling
laten
zien.
E-horizon
is
eluviëerd
en
licht
gekleurd;
B-horizonten
bevatten
geaccumuleerde
mineralen
of
oxiden;
C-horizonten
bestaan
uit
onreactief
moedermateriaal
en
R
is
de
ongebroken
onderliggende
rots.
Horizonvorming
is
cruciaal
voor
bodemclassificatie,
vruchtbaarheid
en
landgebruik,
omdat
de
structuur
van
horizonten
bepalend
is
voor
waterretentie,
wortelgroei
en
bemesting.