Home

buitenbehuizingen

Buitenbehuizingen verwijzen naar de buitenste beschermende lagen van een organisme of van een object. In de biologie beschrijven ze extern aangebrachte omhullingen die bescherming, waterbehoud en vorm geven aan het lichaam of aan een structuur. Buitenbehuizingen variëren sterk in materiaal en structuur, van harde tot flexibele lagen, en komen voor bij veel verschillende organismen en bij menselijke voorwerpen.

Typen buitenbehuizingen zijn onder meer: exoskeletten bij arthropoden (insecten, spinachtigen en schaaldieren), opgebouwd uit chitine en

Functies van buitenbehuizingen omvatten bescherming tegen mechanische schade en predatie, waterdichtheid en hydratatie, ondersteuning van lichaamsvorm

Ontwikkeling en evolutie tonen aan dat buitenbehuizingen onafhankelijk zijn geëvolueerd in verschillende groepen. Exoskeletten hebben bijvoorbeeld

soms
calciumcarbonaat;
schelpen
bij
mollusken,
doorgaans
calciumcarbonaat
en
soms
conchiolin;
plantcuticula,
een
waxachtige
buitenlaag
op
de
epidermis
die
vochtverlies
tegenwerkt
en
bescherming
biedt;
en
externe
lagen
zoals
eieren-
of
zaad-/vruchtomhullingen
die
bescherming
bieden
tijdens
ontwikkeling
of
dispersie.
en
aanhechting
van
spieren,
en
als
barrière
tegen
microben
en
invloeden
van
de
omgeving.
De
materialen
bepalen
vaak
de
mechanical
properties
en
de
mate
van
groei-
of
aanpassingskansen
van
de
soort.
Bij
exoskeletten
is
groei
een
issue:
veel
arthropoden
ondergaan
een
molting
(ecdysis)
om
ruimte
te
maken
voor
een
nieuw
skelet.
een
lange
evolutie
in
arthropoden,
terwijl
schelpen
en
plantcuticula
zich
in
uiteenlopende
lijnspelingen
hebben
ontwikkeld.
Toepassingen
van
buitenbehuizingen
inspireren
biomaterialen
en
coatings
in
wetenschap
en
industrie,
met
voorbeelden
zoals
chitine-
en
calciumcarbonaat
gebaseerde
materialen
en
waterafstotende
plantaardige
coatings.