Home

Schaalniveaus

Schaalniveaus verwijzen naar de niveaus waarop variabelen gemeten kunnen worden en bepalen welke wiskundige bewerkingen zinvol zijn en welke statistische methoden geschikt zijn. Het concept, vaak toegeschreven aan S. S. Stevens, omvat doorgaans vier hoofdtypes: nominaal, ordinaal, interval en verhoudingsniveau (ratio). Deze indeling helpt bij de interpretatie van gegevens en bij de keuze van passende analyse methoden.

Het nominaal niveau classificeert data in categorieën zonder intrinsieke volgorde. Voorbeelden zijn geslacht, merk of kleur.

In de praktijk beïnvloedt het schaalniveau welke descriptieve statistieken en welke statistische toetsen geschikt zijn. Nominaal

Toepassingen
beperken
zich
tot
tellingen
en
modale
waarden;
er
bestaan
geen
zinvolle
afstanden
of
verhoudingen
tussen
de
categorieën.
Het
ordinaal
niveau
biedt
wel
een
volgorde,
maar
de
afstanden
tussen
opeenvolgende
waarden
zijn
niet
noodzakelijk
gelijk.
Voorbeelden
zijn
rangorde
of
beoordeling
op
een
Likertschaal;
statistische
operaties
zijn
onder
andere
mediaan
en
modus,
vaak
met
niet-parametrische
methoden.
Het
intervalniveau
heeft
gelijke
afstanden
tussen
waarden,
maar
heeft
geen
absoluut
nulpunt;
thermometeraflezingen
in
Celsius
vormen
een
bekend
voorbeeld.
Optellen
en
aftrekken
zijn
mogelijk,
maar
uitspraken
over
verhoudingen
blijven
beperkt.
Het
verhoudingsniveau,
ook
wel
ratio
genoemd,
kent
wel
een
absoluut
nulpunt
en
maakt
alle
bewerkingen
mogelijk,
inclusief
het
berekenen
van
verhoudingen.
Voorbeelden
zijn
lengte,
gewicht
en
tijdseenheden
in
Kelvin.
en
ordinaal
data
lenen
zich
doorgaans
beter
voor
non-parametrische
methoden,
terwijl
interval-
en
verhoudingsdata
vaker
vragen
om
parametritische
technieken,
afhankelijk
van
de
verdeling
en
de
meetopzet.