vluchtlagen

Vluchtlagen are een gestandaardiseerde referentie voor hoogte in de luchtvaart, gebaseerd op een atmosferische druk van 1013,25 hPa. Ze worden aangeduid met de letters FL gevolgd door een driecijferig getal en uitgedrukt als duizenden feet. Bijvoorbeeld FL100 verwijst naar een hoogte van 10.000 voet drukhoeveelheid. Vluchtlagen vormen een manier om verticale scheiding te waarborgen die onafhankelijk is van lokale weers- en drukverschillen.

Metingen en aanduiding verschillen van gewone hoogtes: een hoogte is doorgaans de hoogte boven zeeniveau (AMSL) volgens het lokale QNH, terwijl een vluchtlaag de hoogte is boven de standaarddruk. Boven de overgangshoogte wordt de hoogte meestal in vluchtlagen gegeven, zodat vliegtuigen met elkaar kunnen worden gescheiden ondanks verschillende weerssituaties.

Overgangshoogte en overgangsniveau houden verband met deze scheiding. Hieronder de overgang: onder de overgangshoogte registreert men hoogtes op basis van QNH, boven die drempel worden vluchtlagen gebruikt. De overgangsniveau is de laagste flight level die beschikbaar is boven de overgangshoogte. De exacte waarden verschillen per land en regio en kunnen wijzigen; voor specifieke cijfers verwijst men naar de lokale luchtvaartinformatie (AIP).

Toepassing: vluchtlagen worden vooral gebruikt in IFR-vluchten en in het luchtverkeersbeheer voor hoogwaardige, uniforme verticale scheiding in gecontroleerde luchtruimten. De meest voorkomende vluchtlagen worden weergegeven als FLxxx, bijvoorbeeld FL350 voor 35.000 voet. Vluchtlagen en hun gebruik zijn vastgelegd in ICAO-normen en regionale regelgeving.