lichttypen

Lichttypen verwijzen naar de verschillende vormen van licht die in beeldende kunst, architectuur, fotografie en verlichting worden onderscheiden. Ze beschrijven eigenschappen zoals spectrale samenstelling, intensiteit, kleurtemperatuur en kleurweergave. In de praktijk worden zowel natuurlijk licht als kunstmatig licht onderscheiden, evenals kenmerken zoals hardheid, richting en de sfeer die het licht schept.

Natuurlijk licht ontstaat door de zon en de atmosfeer. Direct zonlicht levert hard licht met duidelijke schaduwen; diffuus daglicht, bijvoorbeeld bij bewolkt weer of nabij muren, is zachter en verspreidt schaduwen. De kwaliteit en kleur van daglicht veranderen door tijdstip, seizoen en weersomstandigheden, wat invloed heeft op contrast en kleurtinten.

Kunstmatig licht omvat verschillende bronnen: gloeilampen (gloeilicht), halogeenlampen, fluorescentielampen en LED-lampen, evenals hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen. Kenmerkend zijn kleurtemperatuur (uitgedrukt in kelvin, bijvoorbeeld warm 2700–3000K tot koel 5000–6500K), kleurweergave-index (CRI) en efficiëntie. Licht kan scherp en gericht zijn, of diffuus en zacht, afhankelijk van de grootte van de lichtbron, afstand en diffusors. Verlichtingsindelingen bestaan uit omgevingslicht (ambient), taakverlichting en accentverlichting.

In fotografie en film wordt vaak met driepuntsverlichting gewerkt: hoofdlicht, invullicht en tegenlicht. In architectuur en interieurontwerp wordt daylighting toegepast om daglicht te benutten; ontwerpers letten op verblinding, contrast en energieverbruik. Lichttypen bepalen zo zowel functionaliteit als sfeer in ruimtes en op beeld.