jachtvogels

Jachtvogels zijn roofvogels die speciaal getraind worden om te jagen op prooi. De term verwijst zowel naar de vogels zelf als naar de jachtpraktijk, ook wel falconry genoemd. Typische jachtvogels zijn valken, haviken en andere roofvogels die door snelheid, wendbaarheid en jachtinstinct geschikt zijn voor predatie van kleine dieren en vogels.

Falconry kent een lange geschiedenis en werd in verschillende culturen toegepast, met een bloei in Europa tijdens de middeleeuwen en ook buiten Europa. Tegenwoordig bestaan er nog clubs en praktijkvormen, en houders moeten voldoen aan wet- en regelgeving.

Training en onderhoud: jachtvogels worden vaak in gevangenschap gehouden en ondergaan een geleidelijke training. Dit omvat gewenning aan mensen, leren reageren op commando’s en het oefenen van jachttechnieken met beloning en gecontroleerde prooi. Tijdens de jacht worden ze beheerd met harnas en lijnen of vergelijkbare uitrusting, en dragen ze meestal een kap om prikkels te dempen.

Wettelijke en ethische aspecten: falconry is in veel landen wettelijk gereguleerd. Vereiste licenties en certificeringen bestaan, en er gelden vaak beperkingen op welke soorten gehouden mogen worden en wanneer gejaagd mag worden. Dierenwelzijn en bescherming van prooi zijn belangrijke overwegingen, en jacht met roofvogels valt onder nationale en internationale wetten.