Home

leren

Leren is een Nederlands werkwoord dat betekent: kennis of vaardigheid verwerven door studie, oefening of ervaring. Het wordt in veel contexten gebruikt, van formeel onderwijs tot dagelijkse praktijk, en vormt een kernaspect van leren en onderwijs.

In de tegenwoordige tijd vervoegt leren zich als volgt: ik leer, jij leert, hij/zij leert, wij leren,

Etymologisch gezien is leren verwant aan het Duitse lernen en het Engelse learn, met wortels in de

Daarnaast kan leren auch als bijvoeglijk naamwoord voorkomen in het eigentijdse Nederlands met de betekenis “leerachtig”

Zie ook: leer (materiaal), leerling, leren (nederlandse gram).

jullie
leren,
zij
leren.
De
onvoltooid
verleden
tijd
is
regular:
ik
leerde,
jij
leerde,
hij
leerde,
wij
leerden,
jullie
leerden,
zij
leerden.
Het
voltooid
deelwoord
is
geleerd,
en
gebruikt
met
hebben
om
een
voltooide
handeling
aan
te
duiden,
bijvoorbeeld
“ik
heb
geleerd.”
Toekomende
tijd
wordt
gevormd
met
zullen
of
gaan,
bijvoorbeeld
“ik
zal
leren”
of
“ik
ga
leren.”
West-Germaanse
talen.
Het
woord
komt
vaak
voor
in
educatieve
contexten
en
is
essentieel
voor
talen,
vakken
en
vaardigheidsverwerving.
of
“van
leer
gemaakt”
en
wordt
dan
gebruikt
vóór
een
zelfstandig
naamwoord
om
materiaal
of
productkwaliteit
aan
te
geven.
In
die
zin
betekent
het
hetzelfde
als
het
Engelse
leather,
zoals
in
leren
schoenen
of
leren
jas.
Het
zelfstandig
naamwoord
voor
het
materiaal
is
leer.