Zwemslag

Zwemslag is de verzamelnaam voor de technieken waarmee zwemmers voortbewegen in het water. Een zwemslag combineert armbewegingen met een bijpassende beweging van de benen en vereist een evenwicht tussen drijfvermogen, ademhaling en coördinatie. In de sport worden doorgaans vier hoofdslagen onderscheiden: vrije slag, rugslag, schoolslag en vlinderslag. Oefentechnieken en varianten worden veel toegepast bij trainingen en lessen.

Vrije slag, ook wel crawl genoemd, is de snelste en meest gebruikte slag in training en wedstrijden. De armen bewegen afwisselend onder water met een krachtige, naar voren gerichte trek en een recovery boven water. De benen maken een snelle flutterkick en het hoofd draait af en toe naar voren voor ademhaling.

Rugslag lijkt op vrije slag maar liggend op de rug. De armen bewegen afwisselend over het hoofd met een vergelijkbare trek, terwijl de benen een flutterkick maken. Het hoofd blijft stabiel en het gezicht kijkt naar boven.

Schoolslag kenmerkt zich door een gelijktijdige, naar voren gerichte armbeweging in een halve cirkel en een kikkerachtige slag met de benen (kikkerslag). Na de afzet volgt een glijfase. Ademhaling gebeurt meestal tijdens de armtrek.

Vlinderslag vereist gelijktijdige beweging van beide armen en een slanke, gebogen rug, met het hoofd boven water bij ademhaling. De slag wordt gevolgd door een krachtige golfachtige beweging vanuit de heupen (dolfijnenkick), wat het ritme bepaalt.

In de competitie vormen deze slagen de basis. Medleywedstrijden combineren alle vier in een vaste volgorde: vlinderslag, rugslag, schoolslag en vrije slag. Regels en technische eisen worden gecontroleerd door sportbonden, zoals FINA of nationale federaties.

Training richt zich op techniek, balans en ademhaling. Veel zwemmers werken aan drillvarianten zoals catch-up, fingertip drag of sculling, evenals kracht- en conditietraining. Een goede zwemslag vereist geduld en regelmatige oefening.