Home

Venenthrombose

Venenthrombose, in het algemeen veneuze trombose, is de vorming van een bloedstolsel in een ader. De meest voorkomende vorm is diepe veneuze trombose (DVT), meestal in de benen, waarbij een stolsel de ader kan blokkeren en de bloedstroom kan belemmeren. Soms ontstaat trombose in oppervlakkige aderen, wat oppervlakkige veneuze trombose wordt genoemd. Een stolsel kan zich losmaken en leiden tot een longembolie als het de longen bereikt. Symptomen variëren; bij DVT kunnen zwelling, pijn, warmte en roodheid aan het aangedane been voorkomen, maar soms is er weinig tot geen merkbare verschijningsvorm. Een longembolie kan zorgen voor kortademigheid, pijn op de borst en snelle hartslag.

Risicofactoren zijn onder meer immobilisatie, recente operatie of trauma, kanker, zwangerschap en de periode na de

Diagnose gebeurt meestal met duplex-echografie van de benen. Een D-dimeertest kan bij lage verdenking uitsluiten en

bevalling,
gebruik
van
hormonale
anticonceptiva
of
hormoontherapie,
erfelijke
trombofilie,
obesitas
en
roken.
Het
risico
ontstaat
door
de
combinatie
van
stase
van
bloed,
beschadiging
van
de
binnenwand
van
de
ader
en
een
verhoogde
neiging
tot
stolvorming
(Virchow-trias).
aanvullende
beeldvorming
kan
nodig
zijn,
bijvoorbeeld
bij
verdenking
op
longembolie.
Behandeling
bestaat
uit
antistolling
(anticoagulantia)
zoals
DOACs
(apixaban,
rivaroxaban,
dabigatran,
edoxaban)
of
heparine,
meestal
voor
enkele
maanden
en
afhankelijk
van
de
oorzaak
en
recidiefgevaar.
In
sommige
gevallen
kan
langere
behandeling
noodzakelijk
zijn.
Preventie
richt
zich
op
vroege
mobilisatie,
risicobeoordeling
en,
waar
nodig,
profylactische
antistolling.