Home

Pacemakeractiviteit

Pacemakeractiviteit, in de cardiologie ook automatische activiteit genoemd, is het vermogen van specifieke hartcellen om spontaan en regelmatig elektrische impulsen te produceren zonder externe prikkel. De primaire locatie is de sinusknoop (SA-knoop) in de rechterboezem, die de hartslag bepaalt. Daarnaast kunnen ook de atrioventriculaire knoop (AV-knoop) en latent pacemakerweefsel in de atria en in de Purkinje-vezels een pacemakeractiviteit overnemen bij SA-knoopfalen, zij het meestal bij een lagere frequentie.

Tijdens pacemakeractiviteit depolariseren pacemakercellen geleidelijk tijdens fase 4 van de elektrische activiteit, het zogenoemde pacemakerpotentiaal. De

Autonome zenuwstelsel moduleren de pacemakeractiviteit: sympathische prikkeling verhoogt de hartslagfrequentie via noradrenaline en β-adrenerge receptoren, waardoor

Klinisch is afwijkende pacemakeractiviteit relevant bij sinusknoopdisfunctie en andere aritmieën. Bij onvoldoende intrinsieke pacemakeractiviteit kan een

opbouw
wordt
sterk
bepaald
door
de
If-stroom
(‘funny
current’)
en
door
calciumkanalen
van
T-type
en
L-type
die
de
depolarisatie
mogelijk
maken.
De
snelheid
van
de
pacemakerpotentiaal
bepaalt
de
hartritme
en
wordt
beïnvloed
door
ionenbalans,
perfusie
en
andere
factoren.
If
en
cAMP
toenemen;
parasympathische
prikkeling
verlaagt
de
hartslag
via
acetylcholine,
wat
If
afzwakt
en
de
pacemakerpotentiaal
vertraagt.
artificieel
pacemaker
nodig
zijn
om
de
hartslag
te
handhaven.
Diagnostiek
omvat
ECG
en
elektrofysiologisch
onderzoek
om
de
oorsprong
en
het
ritme
van
de
pacemakeractiviteit
te
bepalen.