Home

Monocyten

Monocyten zijn een type witte bloedcel dat behoort tot het aangeboren immuunsysteem. Ze ontstaan in het beenmerg uit de myeloïde hematopoietische lijn en komen als circulerende cellen in het bloed terecht. Bij signalen van ontsteking of weefselschade migreren ze uit de bloedbaan naar weefsels, waar ze zich kunnen differentïeren tot macrophages of dendritische cellen.

In het bloed zijn monocyten de grootste mononucleaire leukocyten. Ze hebben een grote, vaak niervormige kern

Monocyten kunnen worden onderverdeeld in verschillende subtypen op basis van oppervlakte-eiwitten, vooral CD14 en CD16, met

Levensduur en functie variëren afhankelijk van de omgeving. Circulerende monocyten verbleken meestal kort in het bloed

en
een
overvloed
aan
cytoplasma.
Op
het
oppervlak
dragen
ze
eiwitten
zoals
CD14
en
CD16,
die
helpen
bij
herkennen
van
pathogenen
en
bij
communicatie
met
andere
cellen
van
het
immuunsysteem.
Monocyten
spelen
een
rol
als
fagocyten
en
als
antigenpresenterende
cellen:
ze
nemen
pathogenen
en
celafval
op,
ruimen
dode
cellen
op
en
presenteren
antigenen
aan
T-cellen
via
MHC-klasse
II.
Daarnaast
produceren
ze
cytokines
zoals
IL-1,
TNF-α
en
IL-6,
die
ontstekingen
stimuleren
en
het
weefselherstel
bevorderen.
variatie
in
migratiepatronen
en
functies.
Klassieke,
tussenliggende
en
niet-klassieke
monocyten
bestrijken
een
spectrum
van
ontstekingsreacties
en
patrouilleren
langs
het
endothelium
tot
ze
infiltreerden
in
tissue.
en
kunnen
langer
in
weefsels
overleven
als
macrophages
of
als
dendritische
cellen,
waar
ze
een
belangrijke
rol
spelen
in
zowel
innate
als
adaptive
immuunresponsen.
Veranderingen
in
het
aantal
monocyten
kunnen
optreden
bij
ontstekingen,
infecties
en
hematologische
aandoeningen.