Home

werkwoordsstructuur

Werkwoordstructuur (ook wel werkwoordstructuur genoemd) is de beschrijving van hoe werkwoorden in Nederlandse zinnen geplaatst worden. Het omvat de positie van het finite werkwoord in hoofd- en bijzin, de volgorde in samengestelde tijden, en kenmerken zoals scheidbare werkwoorden en inversie bij vragen. De regels zijn overwegend descriptief en variëren soms afhankelijk van de zinsdelen en de gebruikte werkwoordsvormen.

In een hoofdzin staat het finite werkwoord meestal op de tweede positie. Dit heet de V2-regel. Het

In een bijzin (waaronder vinitwoorden zoals 'dat', 'omdat', 'wanneer') staat het finite werkwoord vaak aan het

Bij samengestelde tijden en modale werkwoorden gelden speciale afspraken. In voltooide tijden gaat het hulpwerkwoord (hebben

Scheidbare werkwoorden kunnen in hoofdzin splitsen (bijv. "Ik sta vroeg op"), terwijl in bijzinnen de voor- en

onderwerp
kan
na
het
werkwoord
volgen
wanneer
er
een
zinsdeel
voorop
staat,
bijvoorbeeld:
"Vandaag
ga
ik
naar
huis."
Een
ja/nee-vraag
laat
het
werkwoord
naar
het
begin
verschuiven:
"Gaat
hij
naar
huis?"
In
zinnen
met
meerdere
onderdelen
blijft
hetDutch
finite
werkwoord
in
de
tweede
positie,
ook
wanneer
adverbiale
zinsdelen
vooraan
staan.
eind
van
de
bijzin.
Voorbeeld:
"Ik
denk
dat
ik
naar
huis
ga."
De
klokslagregel
bepaalt
dat
het
hoofdwerkwoord
in
de
bijzin
naar
het
einde
verhuist,
terwijl
het
werkwoord
in
de
hoofdzin
op
zijn
plek
blijft.
of
zijn)
in
de
tweede
positie
staan
en
staat
het
voltooid
deelwoord
aan
het
eind:
"Ik
heb
het
boek
gelezen."
Bij
modale
werkwoorden
blijft
het
modale
werkwoord
finite
en
staat
het
hoofdwerkwoord
in
de
infinitief
aan
het
eind:
"Ik
kan
het
niet
vinden."
achterdelen
meestal
als
één
woord
aan
elkaar
blijven:
"dat
hij
opstaat."
Negatie
met
"niet"
volgt
doorgaans
direct
na
het
finite
werkwoord,
maar
kan
variëren
afhankelijk
van
wat
er
negatief
gemaakt
wordt;
ook
negatie
van
een
direct
object
kan
de
positie
beïnvloeden
(bijv.
"Ik
eet
het
niet").