turbinevliegtuigen

Turbinevliegtuigen zijn vliegtuigen die worden aangedreven door gasturbine motoren. Dit omvat turbojets, turbofans en turbopropvliegtuigen. Deze technologie vormt de ruggengraat van de moderne luchtvaart vanwege hun combinatie van hoge kruissnelheden en grote afstandsvermogen in vergelijking met vliegtuigen die op pistonmotoren draaien.

Turbojets leveren vrijwel alle stuwkracht door de uitlaatgassen en zijn efficiënt bij hoge snelheden, maar ze produceren meer geluid en hebben vaak een hoger brandstofverbruik bij kruissnelheden. Turbofanmotoren zijn de dominante technologie in hedendaagse civiele vliegtuigen: een grote voorwaaier duwt lucht langs de motor, waardoor stuwkracht ontstaat met veel minder brandstofverbruik en geluid. Een turbofan met een hoge bypassverhouding is typisch voor passagiersvliegtuigen zoals de Boeing 737 en de Airbus A320, en biedt een combinatie van efficiëntie, vermogen en relatief lage emissies.

Turbopropvliegtuigen drijven een propeller aan via een tandwielkast en zijn efficiënt op lagere kruissnelheden en korte regionale routes. Voorbeelden hiervan zijn de ATR 72 en de Dash 8.

Historisch gezien begon de ontwikkeling van gasturbines in de jaren dertig en veertig, met vroege experimenten en de eerste vluchten van turbojets in 1939. De Tweede Wereldoorlog bracht operationele jetvliegtuigen, en vanaf de jaren zestig en zeventig maakte de turbofan de civiele luchtvaart wijdverbreid. Vandaag vormen turbofanmotoren de standaard voor bijna alle commerciële vliegtuigen, terwijl turboprops nog steeds veel worden toegepast op regionale vluchten en vrachtvervoer.