Home

tijdsconstructies

Tijdsconstructies verwijzen naar de manier waarop talen tijd uitdrukken in zinnen en in grotere discoursdelen. Ze geven aan wanneer een gebeurtenis zich afspeelt (verleden, heden, toekomst), hoe lang die gebeurtenis duurt en hoe die gebeurtenis zich verhoudt tot andere gebeurtenissen in de tijd. Ze spelen een centrale rol bij de relatie tussen tijd, aspect en temporele betekenis in narratie en beschrijving.

Ze bestaan uit verschillende onderdelen. Ten eerste zijn er grammaticale tijdmarkeringen zoals verleden, heden en toekomst,

Voorbeelden uit het Nederlands illustreren deze constructies. "Ik ga morgen naar Amsterdam" duidt op toekomstige tijd

Tijdsconstructies zijn relevant voor taalkunde, taalverwerving en tekstanalyse, omdat ze bepalen hoe gebeurtenissen in de tijd

vaak
gekoppeld
aan
aspect
(voltooid
vs.
onvoltooid)
om
de
duur
of
voltooiing
van
een
gebeurtenis
aan
te
geven.
Ten
tweede
komen
temporele
adverbia
en
tijdsbepalingen
voor,
zoals
gisteren,
vandaag,
morgen,
eerder,
daarna.
Ten
derde
bestaan
er
temporele
zinsdelen
en
bijzinnen,
zoals
wanneer,
toen,
voordat
en
nadat,
die
tijdsrelaties
expliciet
maken
tussen
gebeurtenissen.
Daarnaast
spelen
deeltijd-
en
deictische
tijd
(waar
de
spreker
zich
in
het
moment
bevindt)
een
rol
bij
de
interpretatie
van
tijd
in
een
telling
of
verhaal.
ten
opzichte
van
nu.
"Gisteren
regende
het"
gebruikt
een
tijdsbepaling
om
het
verleden
te
situeren.
"Toen
ik
thuiskwam,
maakte
hij
het
eten"
gebruikt
een
temporele
bijzin
met
toen
om
ver
coincidence
in
tijd
aan
te
geven.
In
zinnen
met
een
hoofdzin
in
het
verleden
kan
de
bijzin
ook
in
het
verleden
voorkomen,
zoals
in
"Ik
wist
dat
hij
kwam"
(volgorde
van
tijden
in
samengestelde
zinnen).
worden
gepresenteerd
en
begrepen.