injectieplek

Een injectieplek is de anatomische locatie op het lichaam waar een injectie wordt toegediend. De keuze van de injectieplek hangt af van de toegepaste route (intramusculair, subcutaan, intradermaal of intraveneus), de hoeveelheid en de viscositeit van de vloeistof, de leeftijd en spierontwikkeling van de patiënt en de gewenste snelheid van absorptie.

Intramusculaire injecties worden vaak gegeven in de deltoïdeusspier van de bovenarm voor vaccins en andere medicijnen. Voor grotere volumes of bij jonge kinderen wordt ook de ventrogluteale of dorsogluteale bilspier of de vastus lateralis (luchtige spieren aan de buitenkant van het dijbeen) gebruikt, afhankelijk van de hoeveelheid vloeistof en de patiënt.

Subcutane injecties worden meestal toegediend in de buikwand (twee vingerbreedtes onder de navel), aan de buitenkant van de bovenarm en in de dij. Het is gebruikelijk om injectieplaatsen te roteren om littekenvorming en lipodystrofie te voorkomen.

Intradermale injecties verlopen in de huidlaag en gebeuren meestal aan de binnenkant van de onderarm of op de rug van de bovenarm; hierbij komt maar een zeer kleine hoeveelheid vloeistof in de huid.

Veiligheid en behandeling: injecties dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd door getrainde zorgprofessionals. Kies plekken die niet ontstoken of beschadigd zijn; hygiëne is essentieel: handen wassen, huid desinfecteren en gebruik van steriele materialen. De hoek en diepte van de injectie hangen af van de route: intramusculair ongeveer 90 graden, subcutaan doorgaans 45 tot 90 graden, intradermaal zeer oppervlakkig (ongeveer 5 tot 15 graden). Monitor op bijwerkingen en pas injectieplaatsen aan waar nodig.