inbreidingsproblemen
Inbreidingsproblemen verwijzen naar nadelige effecten die ontstaan wanneer verwante individuen met elkaar paren, waardoor de genetische variatie afneemt en de kans op homozygotie toeneemt. Dit vergroot de kans dat recessieve schadelijke allelen tot uiting komen, wat kan leiden tot inbreidingsdepressie: verminderde fitness, lagere vruchtbaarheid, groeiproblemen en verhoogde ziektegevoeligheid.
Deze problemen komen voor bij zowel wilde populaties als bij domestice dieren, fokprogramma’s en ook bij mensen
Gevolgen van inbreidingsproblemen zijn onder meer hoger morbiditeits- en mortaliteitscijfers, verminderde reproductie en langere termijn aanpassingsvermogen
Meting gebeurt vaak via het inbreidingscoëfficiënt (F), runs of homozygosity en de effectieve populatiegrootte (Ne). Monitoring
Beheermaatregelen richten zich op het vergroten van genetische variatie en het verminderen van inbreeding. Strategieën zijn